Bir tek daha/ Om het af te leren
Bir tek daha
Ieder jaar voegt The Need for Legacy in samenwerking met Internationaal Theater Amsterdam en het Nederlandse Theaterfestival een portret toe aan de eregalerij van ITA dat de canon van de Nederlandse theatergeschiedenis aanvult. Met dit vijfde portret, ter ere van Turkse theatermaker Meral Taygun, en de lancering van het digitale en fysieke archief ‘The House of Legacies’ zet The Need for Legacy een stap richting de institutionalisering van een gelaagde theatergeschiedenis.
De Engelenbak was tot 2013 een klein, experimenteel theater aan de Nes in Amsterdam, bekend om zijn intieme en avant-gardistische producties in de jaren ’70 en ’80. Hier vindt in 1988 de eerste lezing plaats van Om het af te leren / Bir tek daha van Meral Taygun. Het stuk is een vertaling van Harold Pinters One for the Road, uitgevoerd door Theater Öngören onder Taygun’s regie. Voor de pauze speelt de Nederlandse versie, na de pauze de Turkse versie. Taygun is midden in de veertig en staat in principe midden in haar carrière; ze is in Turkije al een wereldster, maar zoals dat gaat in Nederland moet ze hier nog haar strepen verdienen. Bir tek daha is een kleine productie, met een klein budget. Taygun is naast regisseur ook vertaler en grimeur, en neemt bovendien het kapwerk op zich.
Het origineel van One for the Road gaat over politieke onderdrukking en marteling, en speelt zich af tijdens een dictatuur, zonder dat duidelijk gemaakt wordt waar op de wereld dat is. De Bir tek daha versie is moeilijk te achterhalen, maar wat we zeker weten is dat Taygun hiermee gewaagde thema’s aangaat in roerige tijden: macht, geweld, angst, gehoorzaamheid en verzet. Er is weinig documentatie over het resultaat van het stuk en haar impact, daar had je misschien gewoon bij moeten zijn, maar er is wel veel bekend over de wereld daarbuiten. In Nederland probeert een katholiek-liberale coalitie economische zekerheid te brengen na de diepe tegenslag van het begin van de jaren ’80. Het land heeft daar twee decennia eerder hulp voor aangeboord uit landen waar jonge mannen wel oren hebben naar dit buitenlandavontuur: hoofdzakelijk Turkije en Marokko. Te gast, in principe. Tien jaar later roept die vanzelfsprekendheid vragen op. Zullen de gasten nog wel vertrekken? Het woord integratie doet haar intrede in het Nederlandse politieke debat. Er zijn explosies en brandstichtingen bij Turkse adressen en er zijn aanvallen op Turkse gastarbeiders op plekken als Rotterdam. Kunstenaar Cihad Caner reconstrueert deze gebeurtenissen in “(Re)membering the riots in Afrikaanderwijk in 1972 or guest, host, ghos-ti”, Waar zichtbare verschillen merkbaar worden, staan er mensen op die het verschil willen uitbuiten. De vanzelfsprekendheid verkneden, net zo lang totdat het angst geworden is.
Projectleider van The Need for Legacy, Kimberley Smit, vertelt dat de organisatie dit jaar kiest voor een portret van Meral Taygun omdat het allemaal ongeveer veertig jaar geleden begon, in een voormalige brandweerkazerne in Amsterdam. Binnen het project STIPT (Stichting Interculturele Projecten op Theatergebied) vonden makers als Rufus Collins, Felix de Rooy en Meral Taygun elkaar. Taygun die volgens Smit daarbij voorop stond, met een artistiek niveau dat het sociale karakter van STIPT ver oversteeg. Samen gingen ze zich bewust verhouden tot dekolonisatie.
Taygun had een Nederland aangetroffen dat in het niets viel bij de glamour die in Amerika tijdens haar tijd op de Yale drama school had gezien. Haar man Ali Taygun was daar in 1966 naartoe vertrokken om regie te studeren, nadat hij Meral Taygun over had gehaald met hem te trouwen.Tijdens een studiebezoek van haar moeder in het jaar daaropvolgend vroeg iedereen, aldus dochter Ceren Taygun, zich af wie die excentrieke verschijning was. Ze werd door het opleidingshoofd ter plekke uitgenodigd te komen studeren nadat zij was ingevallen voor de hoofdactrice tijdens een repetitie. Ze was daar zogezegd naar binnengewandeld als de ‘vrouw van’ en naar buiten gewandeld met een toegang tot de master theaterstudies op zak. De realiteit, voor een Turkse vrouw in Amerika van de jaren ‘80 ligt waarschijnlijk wat complexer: ze vond de Verenigde Staten, of toch zeker New York, te agressief en thuis speelde zich ondertussen een militaire staatsgreep af, die tot tenminste het einde van de jaren tachtig zou nadreunen.’ A king or a sultan, it’s the same shit.’ Zij keerde terug naar Turkije en Ali Taygun bleef in de VS.
Daar ontmoette zij Vasif Öngoren, waarmee ze de passie voor maatschappijkritisch theater maken deelt en later een relatie heeft. Ze leven samen in Duitsland in ballingschap, en werken aan Theater Öngören en interculturele projecten in Nederland. Ze bracht met de tenminste vijftien theaterstukken waaraan ze meewerkte, schreef of regisseerde en bracht het Episch theatergenre naar Nederland. Ze stapte daarvoor in de traditie van publiek uitdagen en vervreemden door de afstand te vergroten tussen publiek en toneel: van een afstand kun je je jezelf beter zien. In Nederland verging het een vrouw als Taygun anders dan Hollywood, en toch zeker anders dan Istanbul. En dat vond ze wellicht moeilijk te verkroppen. Misschien is dat waarom ze niet komt opdagen voor deze viering. Hoe meet je een dreun als die oorverdovend stil was? Meral is de grote dame van het NederTurkse theater, maar ook de grote afwezige. En in die afwezigheid zit een stuk protest.
Tayguns dochter spreekt tijdens de onthulling van het portret ter ere van haar moeder, zichtbaar geëmotioneerd, over haar moeders inzet. Het voltallige publiek zit op het podium van de rode zaal, aan de voorkant worden beelden van Taygun in haar twintiger jaren afgebeeld. Over het portret dat gemaakt is door Ahmet Ögüt hangt nog een ceremonieel doek. ‘Alles verandert, maar de mensen, die blijven hetzelfde.’ zegt de presentatrice van de middag, Nilgün Yerli. Pionieren is ondankbaar werk. Zeker als de structuren die je poogt te doorbreken met dat pionieren, jaren later nog recht overeind blijken te staan. Taygun dook onder in zichzelf. Ze dook onder in het artistiek leiderschap van de theaterschool. Maar ze kon zich niet helemaal verstoppen. Ze moest het hebben van mensenlandschappen. “But hope is not enough for me any more, I don’t want to listen to songs any more, I want to sing.” Leest ze uit Nâzim Hikmet voor aan haar studenten die hen vertelt ‘Ze zijn bang voor onze liederen’. Juist daarom moet je blijven zingen. Er waren mensen die zaten te wachten op een naambordje dat hen deed denken aan hun eigen naam. Mensen als zangeres Meral Polat, die op die eerste schoolweek door de gang liep, op de deur de naam ‘Meral Taygun’ zag staan en toen bedacht dat deze plek, deze school, zomaar eens ook haar speeltuin zou kunnen worden. Ze was zeventien en net aangekomen op de achtste verdieping van de Jodenbreestraat. ‘Het was een wereld zo ver weg van haar eigen wereld’. Ter ere van Taygun zingt ze over het kleine meisje dat van binnen zit. En het kleine meisje dat misschien opnieuw haar weg naar de Jodenbreestraat moet vinden, waar Taygun in 2000 vertrok na vijftien jaar artistiek leiderschap.
Meral Taygun gaf in Nederland antwoord op een stille vraag: ‘ja’. Welke vraag dat precies was, hoe je die vraag precies formuleert en welke betekenis je eraan kunt geven is verschillend. Maar wat alle vragenstellers met elkaar gemeen hebben is dat ze, we, blijkbaar nog veel te vaak en veel te lang op zoek zijn naar toestemming.
Op een middag loopt Meral Taygun naar buiten, de warme tranen rollen langs haar wangen, omdat ze zojuist toeschouwer is geworden van de schoonheid van een van de stukken van haar studenten, een schoonheid waardoor ze tot tranen toe geroerd werd. Artiesten en opleiders moeten voortdurend leren, vindt ze. Vandaag heeft ze iets nieuws geleerd. Ze loopt naar de uitgang van het gebouw op de Jodenbreestraat en denkt ‘de wereld, de wereld hierbuiten is niet mooi’. “There is only one obligation” schrijft One for the Road/ Bir Tek Daha “To be honest.” Dus maakt ze episch theater. Voor de wereld hierbinnen. En nog een keer. En nog een keer. En nog een keer. Bir tek daha, om het af te leren.
Munganyende